buitenplaats
Kasteel
Wijlre
Tentoonstellingen
Met behoud van karakter: Collectie Marlies & Jo Eyck 01.09.2024 — 04.05.2025
Kasteel, Hedge House, Tuin

In het najaar van 2024 organiseren buitenplaats Kasteel Wijlre en Bonnefanten gezamenlijk een uitputtend overzicht van de Collectie Marlies & Jo Eyck. Deze belangwekkende collectie hedendaagse kunst werd in 2012 met ondersteuning van de Provincie Limburg aan het museum overgedragen. De collectie is in de loop van een halve eeuw bijeengebracht door het echtpaar, dat sinds 1980 in Wijlre in het kasteel op het landgoed woonde, en de buitenplaats in die decennia ontwikkelde tot wat het vandaag de dag is: een ‘Gesamtkunstwerk’ van architectuur, natuur en hedendaagse kunst. Het is voor het eerst sinds de verwerving van de collectie door het Bonnefanten dat de collectie in zijn volle omvang wordt tentoongesteld. ‘Met behoud van karakter’ is een eerbetoon aan onderscheidend particulier verzamelaarschap.

‘Met behoud van karakter’ omvat 147 werken van 60 kunstenaars; hiervan zijn in Wijlre ongeveer 25 werken te zien. Bijzonder aan de tentoonstelling in Wijlre is dat de kunst wordt gepresenteerd in de context waarin ze oorspronkelijk verzameld is: het landgoed met het kasteel-woonhuis en zijn tuinen dat door het echtpaar tot Gesamtkunstwerk werd ontwikkeld. De relatie tussen kunst en natuur, die in onderdelen van de verzameling een nadrukkelijke rol speelt, komt in de presentatie in Wijlre op vanzelfsprekende wijze tot uitdrukking. Ook vinden kunstwerken van onder anderen Ad Dekkers en Peter Struycken, die door het echtpaar Eyck in de diepte zijn verzameld, in Wijlre vruchtbare context door de aanwezigheid van permanente, monumentale werken van deze kunstenaars op het terrein.

‘Zo hebben Marlies en Jo Eyck in een leven van gepassioneerd vormgeven van hun woonomgeving en van even gepassioneerd moderne kunst verzamelen, een geheel gecreëerd dat veel meer is dan de som der delen. Oude en moderne architectuur, wilde en getemde natuur, serene abstractie en met emotie geladen figuratie, alles is hecht met elkaar verbonden en vertoont zich aan de vele bezoekers als een soort ‘gesamtkunstwerk’.

Carel Blotkamp: ‘De collectie Eyck: nu en in de toekomst’, Bulletin Vereniging Rembrandt, 2009.

Te zien in Bonnefanten
Vanaf 21 september is ‘Met behoud van karakter: Collectie Marlies & Jo Eyck’ opgesteld in drie clusters verspreid over tien zalen in het Bonnefanten. De eerste twee zalen tonen een groep abstracte sculpturen uit de jaren 1980 en een uitgebreide reeks werken van één kunstenaar: de ‘computerpionier’ Peter Struycken. Daarna geven vijf zalen een beeld van de toenemende veelvormigheid van de collectie vanaf de jaren 1990 met o.a. werken van Carel Visser, Ger van Elk en Guido Geelen. Maar ook Luc Tuymans, Marlene Dumas, Keith Edmier, Jaroslaw Fliciński en Fons Haagmans. De laatste drie zalen, waaronder de monumentale kopzaal, zijn gewijd aan de geometrisch-abstracte werken uit de jaren 1960 en 1970. De schilderijen en werken op papier zijn van internationale allure. Marlies en Jo Eyck vestigden hiermee hun naam in de kunstwereld.

In het voorjaar van 2025 zal een publicatie verschijnen over de Collectie Marlies en Jo Eyck.

Kunstenaars in de tentoonstelling

Carel Blotkamp (Zeist, 1945)

In het werk van Carel Blotkamp speelt taal een bijzondere rol. Dat is geen toeval: sinds 1969 is Blotkamp een vooraanstaand criticus binnen de Nederlandse kunstwereld. Hij schreef vele boeken, waaronder een invloedrijke monografie over Piet Mondriaan. Tussen 1982 en 2007 was hij hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zijn kritische engagement met het modernisme zien we terug in werken zoals Clair obscur (2002). Dit werk is vernoemd naar een techniek uit de schilderkunst (en, later, de fotografie) waarbij het contrast tussen licht en donker extra wordt benadrukt. In het werk van Blotkamp wordt het concept clair-obscur verbeeld door het gebruik van twee tinten blauw, één licht en één donker. De pailletten die het hoofdmateriaal van het werk vormen weerkaatsen het licht in de tentoonstellingsruimte. Met deze materiële keuze reageert Blotkamp op de formele eenduidigheid van zijn artistieke voorbeelden, waaronder Mondriaan en Kazimir Malevich. Waar deze modernistische kunstenaars naar de essentie van een beeld zochten, daagt Blotkamp de essentie juist uit door de bekende vormen van Mondriaan en Malevich te ‘vertroebelen’ met een reflectief materiaal.

Jean-Marc Bustamante (1952)

Hoe ervaren we de ruimte om ons heen? Dat is een van de vragen die centraal staat in het werk van de Franse kunstenaar Jean-Marc Bustamante. Zijn oeuvre, waarin conceptuele fotografie, schilderkunst en beeldhouwkunst samenkomt, verkent de relatie tussen architectuur, ruimte en de menselijke perceptie. Eind jaren zeventig begon Bustamante aan zijn Tableaux serie, monumentale kleurenfoto’s van verlaten stedelijke omgevingen, sereen en spookachtig tegelijkertijd. Mensen zijn vrijwel altijd afwezig in de werken, maar toch voel je constant hun invloed doorschemeren in het landschap.

Toentertijd was het grote formaat van foto’s nog vrij ongebruikelijk in de fotografie. Dit soort afmetingen werden vrijwel enkel gebruikt in de schilderkunst. Langzamerhand, onder andere, door de verbeterde camera en druktechnieken, gingen meer fotografen experimenteren met dit soort imposante prints. Deze fotografen, waarvan Bustamante een van de pioniers was, gingen zo met hun monumentale foto’s steeds verder de confrontatie aan met de schilderkunst.

Gianni Caravaggio (1968)

Gianni Caravaggio behoort tot een nieuwe generatie Italiaanse kunstenaars die in de voetsporen treden van de arte povera. Deze invloedrijke stroming uit de jaren zeventig stond bekend om hun maatschappijkritische werken waarbij ze gebruik maakten van alledaagse, natuurlijke materialen. Ze werden sterk beïnvloed door de politieke en sociale onrust in Italië, en zette zich af tegen de groeiende kloof tussen arm en rijk en de toenemende commercialisering van de samenleving en de kunstmarkt.  Ook Caravaggio combineert in zijn sculpturen traditionele materialen met alledaagse voorwerpen. Zoals in het werk Attendere un mondo nuovo waar op de hoeken van de aluminium sculptuur kleine rode linzen prijken. Voordat Caravaggio naar de kunstacademie ging, studeerde hij filosofie. Deze achtergrond speelt een belangrijke rol in zijn praktijk, waarin vraagstukken over de aard van de werkelijkheid en de relatie tussen de mens en de natuur centraal staan. Zijn sculpturen staan meestal direct op de grond en gaan gepaard met poëtische titels die je als kijker op meerdere manieren kan interpreteren. Zo onderzoekt Caravaggio de manier waarop de vorm van een sculptuur zich verhoudt tot de manier waarop de kijker het werk ervaart en internaliseert.

Ad Dekkers (Gorcum - 1938 – 1974) 

In een periode waarin abstract-expressionisme domineerde maakte Ad Dekkers deel uit van een generatie kunstenaars die zich na WO-II inzette om de geometrische abstractie van Mondriaan en zijn tijdgenoten te herformuleren. In zijn reliëfs, beelden en tekeningen vermeed de kunstenaar het persoonlijk handschrift. Hij probeerde lijn, vorm en kleur boven de toevallige, individuele verschijningsvorm uit te tillen en een algemeen geldende betekenis te geven. Het ging Dekkers om de visuele werking van een helder geformuleerd vormprobleem. Met eenvoudige beeldende middelen: de rechte lijn, de primaire kleuren en wit en zwart en de geometrische figuren cirkel, vierkant en driehoek schepte hij zuivere, harmonische werken, vaak van een grote klassieke rust.

Dekkers werk ontstond tussen 1960 en 1974; een zelfgekozen dood maakte een abrupt einde aan een uiterst creatief leven. Vanaf het midden van de jaren zestig werd hij nationaal en internationaal bekend.

César Domela (Amsterdam, 1900 – Parijs, 1992)

César Domela was de jongste zoon van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de socialistische politicus en (later) anarchist. Anders dan zijn vader had Domela geen politieke ambities, maar leidde hij zichzelf op als kunstschilder. Op zijn twintigste verhuisde hij naar Italië, waar hij de dadaïsten Hans Arp en Hans richter ontmoette. Domela was geïnspireerd door deze kunstenaars en leerde zichzelf schilderen. In zijn jonge jaren maakte hij vooral abstracte schilderijen, maar rond zijn dertigste begon Domela een interesse in multi-dimensionele werken te ontwikkelen. Met behulp van materialen als glas, hout en metaal maakte hij olieverfschilderijen met een bijzonder reliëf. De compositie, die in de jaren zeventig in de Collectie Eyck is opgenomen, dateert uit 1935.

Gedurende zijn leven was Domela een succesvol kunstenaar. Op zijn vijfentwintigste trad hij toe tot De Stijl, een invloedrijke Nederlandse kunstbeweging uit de vroege twintigste eeuw. Zijn werk was onderdeel van de baanbrekende expositie Cubism and Abstract Art (1936) bij het Museum of Modern Art in New York. In deze tentoonstelling werden ook werken van onder andere Henri Matisse, Marcel Duchamp en Max Ernst opgenomen.

Ger van Elk (1941 – Amsterdam – 2014)

 Ger van Elk wordt internationaal gezien als een grondlegger van de conceptuele kunst. Met veel humor en relativering tornde hij aan de traditionele scheidslijnen tussen schilderkunst, beeldhouwkunst en fotografie. Van Elk vertrok in elk werk of serie werken vanuit een specifieke gebeurtenis, opvatting of conventie waarbij het betreffende werk - ontstaan in een langdurig en ongrijpbaar proces - een immer onderhoudend en ironisch, maar ook een gelaagd en inventief commentaar daarop vormt. De kunst zelf bleek een onuitputtelijke bron voor parodistisch en soms vilein commentaar. Een voorbeeld is de film ‘Some natural aspects of painting and sculpture’, waar de kunstenaar met ontbloot bovenlijf zit te bibberen en zweten, alleen om de mensheid eigenschappen van schilder- en beeldhouwkunst te demonstreren.

Van Elk werd gefascineerd door de nauwe relatie tussen werkelijkheid en illusie. Een vroeg voorbeeld daarvan is de montage van een foto van een stuk trottoir in een echt trottoir bij de legendarische tentoonstelling ‘When attitudes become form’ in 1969 in Bern, Zwitserland.

Van Elks oeuvre omvat sculptuur, film, fotowerk en schilderijen. Zijn werk is opgenomen in belangrijke museale collecties wereldwijd.

Guido Geelen (1961)

In de jaren negentig doorbrak Guido Geelen met zijn werk tradities in de beeldhouwkunst. Klei werd namelijk lange tijd gezien als een ambachtelijk materiaal, vooral bestemd voor bloempotten of vazen. Binnen de kunst werd het meestal enkel gebruikt als middel voor schetsten of studies. Maar Geelen nam dit robuuste materiaal, en stelde het centraal. Dit paste in een bredere trend toentertijd. Kunstenaars gingen ambachtelijke materialen inzetten in hun praktijk om de verhouding tussen kunst en design te onderzoeken en de autonomie van het kunstwerk ter discussie te stellen. De werken van Geelen refereren vaak aan alledaagse voorwerpen. Door deze op behendige wijze te vervormen, en hun functie te verdraaien, word je als kijker vaak net op het verkeerde been gezet. Neem bijvoorbeeld Dubbele Wasbakken, op het eerste gezicht lijkt het een abstract sculptuur, pas na een tijdje realiseer je je waar je eigenlijk naar kijkt. Zo creëert Geelen constant een spanning tussen het alledaagse object, de weerbarstigheid van het materiaal, de traditie van de kunstgeschiedenis en de hand van de maker.

Bettie van Haaster (1957 – Vogelenzang)

De ingehouden kleuren scheppen een atmosfeer van ruimte en licht in de schilderkunst van Bettie van Haaster. Ze werkt altijd op klein formaat waarin een veelheid van penseelstreken zichtbaar is. Van Haaster schildert nat-in-nat en boetseert haar verfvlakken in, over en tegen elkaar, waardoor even gelaagde als hechte structuren ontstaan. De tonale opbouw van haar composities weerspiegelt een bijzondere belangstelling voor licht, schaduw en tegenlicht. De effecten daarvan worden sterker als dag- of kunstlicht over de geprononceerde verfhuid strijkt. In hun samenspel creëren deze sporen een soort landschap, alsof een uitgestrekt gebied vanaf grote hoogte wordt bezien.

“Schilderen is een woordeloze bezigheid”, aldus Van Haaster. “Tegelijkertijd ben ik altijd op zoek naar woorden die verwoorden wat ik met beeld wil zeggen. Die woorden vind ik bijvoorbeeld in teksten van schrijvers, recensies en interviews.” Haar is opgenomen in museale en particuliere collecties in Nederland.

Nancy Haynes (1947 - Waterbury – New York)

In de traditie van abstractie en monochromie, die teruggaat op Malevich en Mondriaan maakt de Amerikaanse schilder Nancy Haynes sinds de jaren zeventig meditatieve, abstracte schilderijen met een poëtische ondertoon. Zoals vaak bij Haynes’ doeken, en ook bij haar onregelmatig gevormde paneeltjes van hout en leisteen, suggereert de kwaststreek zowel landschappelijke als architecturale elementen. De driedimensionaliteit die ontstaat door het in reliëf aan elkaar monteren van verschillende beeldvlakken levert een subtiel spel van licht en schaduw op. Op geen enkel moment lost de voorstelling op in een eenduidige representatie. De verzadigde kleuren creëren weliswaar de illusie van diepte, maar die wordt gelijktijdig versterkt én tegengesproken door de vorm en materialiteit van het paneel.

Haynes werk is opgenomen in vooraanstaande musea in de Verenigde Staten.

Hiryczuk/Van Oevelen (Avignon, 1977; Steenbergen, 1974)

Sinds 2001 werken Elodie Hiryczuk en Sjoerd van Oevelen samen als artistiek en wetenschappelijk duo. De twee kunstenaars leerden elkaar in de jaren negentig kennen op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, waar ze hun gedeelde interesse in perspectiefwisselingen ontdekten. In hun werk onderzoeken Hiryczuk en Van Oevelen de blik van de mens op de natuur. Ze hebben hierbij een bijzondere interesse in het grijze gebied tussen ‘natuurlijk’ en ‘kunstmatig.’ Door de hyperrealistische manier waarop Hiryczuk en van Oevelen hun subjecten vastleggen krijgen zij een onwerkelijke kwaliteit. In het werk dat hier getoond wordt, A Girl Making a Model of a Landscape (2005), zien we een jonge vrouw die in haar eigen woning een maquette van een landschap maakt. Is het namaken van een landschap een manier om de natuur te temmen? Of ‘verwildert’ de vrouw juist door het landschap naar de huiselijke sfeer te halen?

Hiryczuk en Van Oevelen hadden in 2005 één van hun eerste groepstentoonstellingen bij Buitenplaats Kasteel Wijlre. Hun werk maakte destijds deel uit van de expositie A guest + a host = a ghost.

Henri Jacobs (Zandoerle, 1957)

Henri Jacobs woont en werkt sinds 1993 in Brussel. Hij studeerde achtereenvolgens aan de kunstacademies van Breda, Rotterdam en Amsterdam. In de jaren tachtig en negentig experimenteerde Jacobs in zijn schilderijen met ruimtelijke constructies en patronen, en verwees hiermee naar de stijl van Henri Matisse en Jasper Johns. Dit is terug te zien in werken als Z.T. (1990), Palais à cinq salles (1990) en Enveloppe (1992), waarvan de eerste hier wordt getoond. Door de jaren heen begon Jacobs het papier boven het doek te verkiezen en ontwikkelde hij een zeer productieve tekenpraktijk. In 2013 publiceerde Idea Books een catalogus met 666 schetsboektekeningen van Jacobs: het resultaat van negen jaar tekenen. Het origineel van één van deze tekeningen, Journaaltekening 293 (2006), is hier op zaal te zien.

Sinds 2013 houdt Jacobs zijn tekeningen niet alleen in zijn schetsboek, maar publiceert hij ze ook op zijn blog. Daarnaast exposeerde hij zijn werk bij het Centraal Museum Utrecht en het Van Abbemuseum. In 2017 deed hij een residentie in Arita, Japan, waar hij zijn tekenkunst met de lokale porseleintraditie combineerde.

Fransje Killaars (Maastricht, 1959)

Fransje Killaars groeide op in Maastricht, maar verliet de stad in 1979 voor de Rijksacademie in Amsterdam. Na haar afstuderen in 1984 ontwikkelde Killaars aanvankelijk een schilderpraktijk waarin felle kleuren een hoofdrol speelden. Tevens werkte ze als assistent voor de Amerikaanse conceptkunstenaar Sol LeWitt, een ervaring die haar eigen praktijk zeer beïnvloedde. In de jaren negentig ging Killaars op werkreis in India, waar ze geïnspireerd raakte door het textielwerk van een lokale weverij. Terug in Nederland begon Killaars zelf grootschalige textielwerken te maken. In 1995 presenteerde ze haar eerste ruimtelijke textielwerk op het centraal station van Maastricht. De interesse in felle kleuren uit haar vroegere oeuvre is ook in haar latere werken tastbaar, waaronder in het sculptuur Z.T. (1996) dat hier getoond wordt. Via haar kleurgebruik wil Killaars de relatie tussen het kunstwerk en diens omgeving onderzoeken. Haar bijna fluorescerende kleurkeuzes ontregelen de blik van de kijker, en beïnvloedden de ruimte waarin het werk zich bevindt.

In 2023 exposeerde Killaars in het Museum Beelden aan Zee de textielinstallatie Leven en Dood ter nagedachtenis aan haar vader, de beeldhouwer Piet Killaars (1922-2015).

Pieter Laurens Mol (Breda, 1946)

In de jaren zestig volgde Pieter Laurens Mol een opleiding tot meubelmaker voordat hij naar de kunstacademie in Breda ging. Zijn praktische kennis van materialen is zichtbaar in zijn sculpturen, waarin verschillende complexe materialen samenkomen. Het werk De Berusting (1983) is bijvoorbeeld een combinatie van hout, keramiek en lood. Ook humor is belangrijk in het werk van Mol. Neem het sculptuur Sssssst (1974), dat een dubbelzinnige betekenis heeft. Het werk verbeeldt zijn eigen titel in ijzer (de zes S-en die aan de grote T hangen), maar maakt ook een grap over de mogelijke luidheid van diens materiaal: ijzer op ijzer. De humor en multimediale benadering van Mol zijn geïnspireerd door het surrealisme. Beide facetten komen ook terug in zijn ‘fotosculpturen’, zoals hij ze zelf noemt, bijvoorbeeld het werk La Fermentation (1987). In zijn sculpturen wil Mol niet de werkelijkheid verbeelden, maar juist benadrukken dat zijn sculpturen buíten de werkelijkheid bestaan. Samen met onder andere Ger van Elk behoort Mol tot de eerste generatie Nederlandse conceptkunstenaars. Zijn werk is over de hele wereld geëxposeerd.

Jan van Munster (Gorinchem, 1939 – Oost-Souburg, 2024)

Jan van Munster was een multimediaal beeldhouwer en ‘energiekunstenaar.’ Als tiener verliet hij zijn geboorteplaats Gorinchem om aan de kunstacademie van Rotterdam te studeren. Na zijn diplomering keerde hij niet terug naar huis, zoals hij zijn vader oorspronkelijk beloofd had, maar leerde hij door aan de kunstacademie van Amsterdam. In de jaren zeventig verruilde hij traditionele sculptuurmaterialen, zoals hout, metaal en glas, voor experimenten met energie: magnetische krachten, geluid en – bovenal – licht. Hij was hierbij geïnteresseerd in de onzichtbare spanning tussen twee contactpunten: de fysische relatie die verschillende objecten met elkaar kunnen aangaan. Sinds de vroege jaren tachtig maakte Van Munster tientallen lichtsculpturen in opdracht van verschillende gemeenten in Nederland en Duitsland. Sommigen daarvan zijn vandaag nog steeds in de open lucht te bewonderen, zoals Grasspriet met veel energie (2004), langs de A12 bij knooppunt Maanderbroek. Het sculptuur Embryo (1964), dat hier op zaal staat, stamt nog uit de vroege sculptuurpraktijk van de kunstenaar.

In 2019 won Van Munster de Deutscher Lichtkunstprijs voor zijn gehele oeuvre. In mei 2024 overleed hij plotseling, enkele weken voor zijn vijfentachtigste verjaardag.

Nicholas Pope (Sydney, 1949)

De Britse kunstenaar Nicholas Pope werd in Australië geboren, maar woont sinds zijn studie aan de Bath Academy of Art (1970-73) in Engeland. In 1980 vertegenwoordigde hij Groot-Brittannië op de Venetië Biënnale. Ook met de Nederlandse kunstwereld heeft Pope al lang een band. In 1979 had hij zijn eerste solotentoonstelling bij Art & Project, een invloedrijke galerie die tot 2001 in Amsterdam gevestigd was. Art & Project speelde een grote rol bij de introductie van conceptkunst in Nederland.

Pope staat bekend om zijn minimalistische sculpturen. Hij maakt graag gebruik van natuurlijke materialen, zoals het hout van Apple Pile (1978), een werk dat ook onderdeel was van zijn presentatie op de Venetië Biënnale. Pope bewerkte het materiaal voor zijn vroege sculpturen het liefst zo min mogelijk. In plaats van zijn materialen te snijden stapelde hij ze op elkaar, of naast elkaar, zoals de stenen in Four Wilderness Stones (1980). Pope behoort tot een traditie van Britse beeldhouwers die een conceptuele benadering van natuurmaterialen hanteren. Andere kunstenaars binnen deze traditie zijn Antony Gormley, Richard Deacon en Tony Cragg.

Peter Struycken (1939 Den Haag

Struycken wordt gezien als een pionier op het gebied van toepassingen van de computer in de beeldende kunst. Hij maakt werk in de traditie van de geometrische abstractie toegesneden op wetmatigheden en systematiek. Struycken onderzoekt enerzijds visueel de relatie tussen kleuren. Anderzijds gebruikt hij algoritmes voor de verandering van plaats van kleur in ruimte en tijd. De snelle ontwikkeling van de digitale technologie geven hem de mogelijkheid steeds complexere programmering te gebruiken voor beelden met een grote visuele directheid. Zijn kunst oogt van geometrisch abstract tot hallucinerend ruimtelijk en levert associaties op met fenomenen uit de natuur door de overeenkomst in visuele variatie.

Het werk van Struycken kent vele verschijningsvormen – schilderijen, tekeningen, bewegend beeld – en vele toepassingen in architectuur, theater en muziek. Struycken ontwierp in 1981 de bekende postzegel met de beeltenis van toenmalig koningin Beatrix, opgebouwd uit talloze puntjes, van gelijke afmeting. Samen met Berend Hendriks geldt hij als grondlegger van de 'Arnhemse School': een beweging in de kunst die zich kenmerkt door het integreren van stedenbouw, architectuur en beeldende kunst. Zijn werk is opgenomen in musea in binnen- en buitenland.

Shinkichi Tajiri (1923 - Los Angeles - Baarlo 2009)

Shinkichi Tajiri was kind van Japanse ouders, werd geboren als Amerikaan en nam aan het eind van zijn leven de Nederlandse nationaliteit aan. Het institutioneel racisme in Amerika na WOII jegens Japanners en Japans- Amerikanen maakte dat Tajiri in een zelfverkozen ballingschap ging. In 1948 emigreerde hij naar Europa. Deze ervaringen speelden een cruciale rol in zijn leven en werk. Zijn sculpturen, films, gedichten, foto’s en schilderijen zijn doordrenkt met symbolen en verwijzingen naar zijn Japanse en Amerikaanse identiteit, de breuk met zijn thuisland en zijn ervaringen in de oorlog. Oorlog, onrecht, racisme, migratie, ontheemding en identiteit vormen belangrijke thema’s in Tajiri’s werk.

Het oeuvre van Tajiri is onlosmakelijk verbonden aan belangrijke ontwikkelingen in kunst: het existentialisme in Parijs en CoBrA en Pop art in de jaren zestig in Amsterdam. In 1959, 1964 en 1968 nam hij deel aan Documenta in Kassel en in 1962 vertegenwoordigde hij Nederland op de Biënnale van Venetië. Tajiri was twintig jaar lang als professor verbonden aan de kunstacademie van Berlijn en leerde zijn studenten om met de afstandelijke blik van de antropoloog aan zelfonderzoek te doen. Zijn hele leven bleef hij experimenteren met nieuwe media, technieken, materialen.

Curdin Tones (Tschlin, 1976)

De Zwitserse kunstenaar Curdin Tones verhuisde in de late jaren negentig naar Amsterdam om aan de Gerrit Rietveld Academie te studeren. Tegenwoordig verdeelt Tones zijn tijd over Amsterdam en zijn geboortedorp Tschlin in Zwitserland, waar hij de kunstenaarsresidentie Somalgors74 faciliteert. Het doel van deze residentie is om kunstenaars naar het kleine bergdorpje te brengen en samen met hen iets te organiseren voor de lokale gemeenschap: een workshop, lezing of performance. Zo hoopt Tones zijn geboorteplaats bruisend te houden, en voor de bewoners momenten van verbinding te creëren. Zijn residentie heeft daarmee zowel een creatieve als een sociale functie.

In zijn eigen beeldende werk blijft Tones ook in gesprek met zijn geboorteplaats. Op het fotowerk Tschlin (2005) zien we een kind dat een stapel houtblokken draagt. De twee naamloze sculpturen (2004) tonen ons hout dat respectievelijk gladgeschaafd en vastgetimmerd is. In het werk van Tones zien we het materiaal zowel in bewerkte als onbewerkte vorm, wat de kijker inzage geeft in de reis die de sculpturen hebben afgelegd voordat ze kunstwerken werden.

Sybille Ungers (1960 Duitsland – Ierland)

Sybille Ungers werkt in gemengde techniek: houtskool, olieverf, krijtpotlood pastel, aquarel een gouache. Vanuit een paar eenvoudige geometrische vormen ontwikkelt ze een suggestieve kleurrijke abstractie. Ungers is waarschijnlijk niet meer actief als professioneel kunstenaar.

herman de vries (1931 – Alkmaar)

de vries raakte in de jaren 1960 betrokken bij de Nederlandse Nul-beweging, waarin serialiteit, neutraliteit en herhaling centraal staan. Vanaf 1975 richtte hij zich toenemend op de processen en fenomenen van de natuur.  Volgorde en ordening zijn belangrijke principes binnen zijn oeuvre. Titels als ‘to be all ways to be’, de noemer waarmee de vries in 2015 Nederland vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië, zinspeelt op het idee dat deze zes woorden ook in een andere volgorde kunnen komen te staan. Hier openbaart zich de filosofie van de praktijk van de vries: het ordenen van wat is en daarmee de aandacht willen vestigen op zowel de eenheid als de diversiteit van wat er zich om ons heen bevindt. Zijn doel is de poëzie van de dingen in de dingen centraal te stellen en te tonen. de vries is opgeleid als bioloog en natuuronderzoeker aan de Rijkstuinbouwschool in Hoorn  en was als plantkundige werkzaam voor de Plantenziektekundige Dienst in Wageningen. Werk van de vries bevindt zich in museumcollecties over de hele wereld.

 

 

 

 



Thierry Oussou – Growing Poetics
01.09.2024 — 01.12.2024
Koetshuis, Tuin

In en om het Koetshuis is de solotentoonstelling Growing Poetics van kunstenaar Thierry Oussou te zien. Met nieuw en recent werk, waaronder schilderijen, sculpturen en installaties.


Activiteiten en evenementen
Archief